Carnavalszaterdag begon te vroeg. Niet alleen omdat ik mezelf had verplicht dit blog bij te werken voordat de eerste confetti de grond raakte, maar ook omdat een volwaardige nachtrust en carnaval nu eenmaal een moeizame combinatie vormen. Ontbijt schoot erbij in, op een snel bakkie koffie na. Niet erg, want bij McDonald’s had ik binnen no-time drie kleine hamburgers achter de kiezen – een nostalgisch knikje naar de goede oude tijd bij PSV Carnaval.
De dag trapte ik echt af bij De Vurtocht, waar het feest al in volle gang was. Samen met Marcel Beerkens die ik tegen kwam richting De Hertog gewandeld, waarna we met een steeds groter wordende groep feestvierders richting station liepen om onze stadsprins Frivolicus binnen te halen. Geloof me, daar was het geen stijve bedoening – eerder een georganiseerde chaos van feestneuzen die nét iets te enthousiast waren voor het vroege uur.
Op het stationsplein zwaaide vendelzwaaier Mario van de Boogaard fanatiek de oranje-blauwe vlag, alsof hij persoonlijk verantwoordelijk was voor de carnavaleske sfeer in heel Lampegat. Bij De Lampegatter hing onze stadsprins Frivolicus traditiegetrouw een touwtje om de bronzen kop, al leek onze stadsprins na een paar dagen feesten al wat van zijn koninklijke souplesse verloren te hebben. Nog een drukke agenda voor de boeg, dus dat belooft wat.
Vanaf daar richting de Catharinakerk, waar ik dochterlief ophaalde – een zaterdagse traditie die we al jaren volhouden. Niet dat alle vaders zich daar massaal aan wagen, maar voor mij is het vaste prik. Samen met haar en haar vriendin van kroeg naar kroeg gestruind, terwijl hun mannen ergens op de Stratumsedijk hun eigen feestje bouwden. Prioriteiten, zullen we maar zeggen.
Bij De Schuur genoten de dames van de optocht, terwijl ik een praatje maakte met de ereleden van onze carnavalsfederatie. Wim Martens, nog altijd fanatiek, en Frans Bongers – een vaste lezer van mijn blog, die dondersgoed doorheeft wat ik soms tussen de regels door insinueer. De sfeer was top, de glazen nooit leeg en de muziek van Tante Loes lokte me zelfs nog even de polonaise in.
Tegen zessen werd het tijd voor een pitstop bij Pullman Hotel. Schoonzoon Robin schoof ook aan, en met een simpel menu, een drankje en een cappuccino was ik weer opgeladen. Terwijl de jeugd opnieuw de stad in dook, maakte ik nog even een sanitaire tussenstop. Naast me stond een buurman met een gezicht als een natte dweil te mopperen dat carnaval ‘helemaal niks’ was. Ach, smaken verschillen – sommige mensen beweren ook dat ze mijn blog niet lezen, terwijl ze er toch verdacht goed van op de hoogte zijn.
Om 20:15 stond ik op het Wilhelminaplein, waar de sfeer grandioos was. Alsof de halve stad daar samenkwam en ik ineens mensen tegenkwam die ik jaren niet had gezien. Daarna nog naar The Prince, waar de vrienden van PSV Carnaval het feest met een grote F vierden. Uiteindelijk ben ik goed thuisgekomen, 21.000 stappen verder en een paar biertjes lichter. Alleen jammer dat ik nu met een schuurpapieren keel en een fikse verkoudheid zit. Maar ja, carnaval is geen sprint, het is een marathon – en ik ben nog niet bij de finish.